Bedrijfseffectentoets

Om te voorkomen dat regels worden ingevoerd van slechte kwaliteit - die onnodig of niet proportioneel zijn - worden nieuwe regelingen onderworpen aan een aantal kwaliteitstoetsten. In theorie dan. Eén van de drie verplichte toetsen is de bedrijfseffectentoets (BET).

Regels zijn nodig. Maar er zijn altijd ook onbedoelde gevolgen. Daarom moet bij nieuwe regelgeving voor burgers, bedrijven, overheid en het milieu in kaart gebracht worden wat de gevolgen zijn. Voor bedrijven heet deze kwaliteitstoets de bedrijfseffectentoets. Deze toets moet zicht geven op acht soorten onbedoelde gevolgen, met de bedoeling om goed te overwegen of er geen slimmere manieren zijn om hetzelfde doel te bereiken, maar dan zonder deze ongewenste effecten. De belangrijkste onbedoelde effecten zijn de regeldrukeffecten. Dit zijn de tijd en kosten die bedrijven moeten investeren om aan de regels te voldoen. In de toets wordt ook gevraagd naar de gevolgen voor het functioneren van de markt.

Een voorbeeld

Soms wil een bedrijf mensen heel kort en eenmalig inhuren. Het is dan mogelijk om mensen bruto uit te betalen. Deze mogelijkheid moet worden aangevraagd bij de Belastingdienst. Elk jaar waarin het bedrijf geen mensen bruto uitbetaalt, moet hiervoor een brief gestuurd worden aan de Belastingdienst of je moet het recht opzeggen. Het sturen van de brief is de administratieve last. In dit eenvoudige voorbeeld zijn er weinig andere onbedoelde lasten, dan de administratieve lasten. Die administratieve lasten moet de beleidsambtenaar kwantificeren, door de hoeveelheid tijd die dit kost te vermenigvuldigen met het aantal bedrijven waarvoor dit geldt.

De bedoeling is om zo de onbedoelde effecten te kunnen afwegen tegen de bedoelde effecten, in dit geval de mogelijkheid tot controle. En om te kijken of er geen slimmere alternatieven zijn, zoals de onderneming pro-actief informeren dat de Belastingdienst ervan uit gaat dat er dit jaar geen betalingen zijn gedaan, de optie om dit altijd mogelijk te maken, de optie om deze verklaring te integreren met andere verklaringen of de optie om dit online aan te geven.

Om te voorkomen dat regels worden ingevoerd van slechte kwaliteit - die onnodig of niet proportioneel zijn - worden nieuwe regelingen onderworpen aan een aantal kwaliteitstoetsten. In theorie dan. Eén van de drie verplichte toetsen is de bedrijfseffectentoets.Administratieve lasten worden in de bedrijfseffectentoets vrijwel altijd alleen vanuit het perspectief van het betreffende beleidsterrein en vaak alleen vanuit het perspectief van de betreffende regeling bekeken. Vanuit dat perspectief kunnen de administratieve lasten heel gering lijken, terwijl ze dat vanuit het perspectief van het bedrijf niet zijn. De interactie met andere regelingen - en daarmee ook slimmere alternatieven - blijken alleen vanuit het perspectief van het bedrijf. De bedrijfseffectentoets sluit dit niet uit, maar het gebeurt in de praktijk niet.

Het integraal afwegingskader en de verplichte bedrijfseffectentoets zijn in principe een heel elegant idee, dat in de praktijk echter nog echter zelden leidt tot het bedoelde effect: een betere en meer integrale afweging. De bedoeling is in een heel vroeg stadium te kijken naar de effecten voor burgers, bedrijven, overheid en milieu, zodat het nog mogelijk is slimmere alternatieve te overwegen. Daarom moet de bedrijfseffectentoets worden bijgevoegd bij de internetconsultatie. Dit gebeurt in de overgrote meerderheid van de gevallen niet. Het kan zijn dat het departement dit niet relevant vindt. Dit zou kunnen blijken uit de quick-scan die daaraan vooraf moet gaan. Echter uit de laatste evaluatie blijkt dat de quick-scan in geen van de onderzochte gevallen is gemaakt. Die regelingen waarvoor het rijk wel een bedrijfseffectentoets publiceert, is de vorm en diepgang nogal wisselend. De regeldrukcoördinatoren hebben hier een mooie kans om een breed gesteund en goed uitgewerkt idee met een wettelijke verplichting tot een groter succes te maken.